Sinds enige tijd heeft de buurt
last van een paar moordlustige marters. Daar kwamen we vorige maand op een wel
heel lugubere wijze achter toen ik ‘s ochtends twee onthoofde kipjes in de ren
aantrof. Eén van deze twee deftige dames
woonde al bijna 8 jaar bij ons en was heel tam, dus dat deed me toch wel wat om
haar dikke lijfje daar zo stijf in de modder te zien liggen. Vlug, voordat de
kinderen iets door hadden, heb ik de slachtoffertjes uit de ren verwijderd, drie
overgebleven zusters hevig overstuur achterlatend, en ze met weinig
ceremonie in de groene bak gekieperd. ‘Maar dan?’ Schiet er door mee heen. ‘Wat doe je
aan zo’n probleem?’ ‘En hoe vertel je het de kinderen’ Er niet omheen draaien
vind ik vaak wel de beste aanpak…
Met veel huilen en snikken op de
achtergrond, overleg ik met mijn vrouw de strategie. Een luikje voor het
nachthok en dan gewoon elke avond afsluiten. De buren wisten nog iets met hoog
frequent geluid, maar daar hadden de katten dan ook weer last van, dus liever
niet. Ik ben van mening dat zo’n luikje prima werkt en zo ga ik het maar
aanpakken. Sem is nog steeds ontroostbaar en wil met een dikke snotneus en knalrode ogen weten wat
nou precies een marter is en waarom die zo gemeen is. Ava vindt het zielig voor
het kippetje, maar meer ook niet en gaat weer met haar popjes spelen. Ik zoek
op de computer enkele plaatjes op van een steenmarter en ik zie aan Sem dat het
monster dat zich in zijn hoofd had gevormd, niet overeenkomt met het wollige beestje op
de foto. Ava kijkt ook even mee. “Best schattig” vindt ze. Sem lijkt geen
tranen meer te hebben en legt zich nu ook maar neer bij het feit dat ook
marters moeten eten. Alleen niet meer bij ons!
Zo houden we trouw elke avond
onze kipjes veilig door het luikje dicht te doen en ze ’s ochtends weer in
vrijheid te stellen, alleen gisteren avond zijn we dat “even” vergeten. Terwijl
we op het punt staan om naar school te fietsen (alweer!) merk ik op dat de
kipjes hun watersilo hebben omgegooid. Meteen als ik dat zeg schiet er een
schrikgevoel door mijn buik en wil ik nog tegen Sem zeggen dat hij even hier
moet blijven. Zijn kreten van verdriet vertellen me dat ik daar iets te laat mee
ben. Weer hebben de monsters toegeslagen en net als de vorige keer liggen daar
twee van onze kipjes, nu zonder koppies, respectloos in de modder gekwakt. Kut!
Is wat ik denk, maar natuurlijk niet hardop zeg. Ik houd een ontroostbare Semmie
vast en kijk ondertussen hoe Ava er aan toe is. Gefascineerd zie ik haar kijken
naar het plaats delict. “Wow! Sem! Z’n Kop is er helemaal af!” roept ze enthousiast
uit. Sem begint nog harder te huilen. “Ava bedankt…” En zo staan we daar dan een
tijdje.
Ik kijk op mijn horloge.. “we
moeten echt gaan jongens!” roep ik ietwat gestrest. Plechtig beloof ik de kipjes een mooie begrafenis
te geven als ik weer thuis ben. Sem huilt de hele weg naar school afwisselend
zachtjes en dan weer heel hard. Meerdere keren verklaart hij de oorlog aan een
stel moordlustige marters en pas als we onderweg vriendinnetje Britt tegenkomen
wordt hij wat rustiger omdat hij toch ook wel iets spannends te vertellen heeft.
Aan Ava’s juf vertel ik wat we
zojuist gezien hebben. “Voor het geval ze er nog iets over zegt” geef ik aan. Toch
lijkt ze weinig onder de indruk als ze de klas in wandelt, een leesboekje uit
een kist pakt en op haar stoeltje gaat zitten kletsen met haar vriendinnetjes.
Ik fiets maar heel rustig terug naar huis. Op mijn vrije
dag een plaats delict bekijken, een forensisch onderzoek uitvoeren én een begrafenis verzorgen is niet
wat ik voor vandaag in de planning had…
0 comments:
Een reactie posten