Als je omgeven bent door zieke
mensen, die zowel op het werk als thuis hun door griepvirussen aangetaste DNA
in het rond proesten, dan kun je nog zo gezond leven, maar uiteindelijk mist dan
toch de interne virusscanner een keer een update en slaan de ellendelingen toe.
De stille hoop dat het mij zou overslaan werd mij dus even flink door de neus
geboord en dankzij de universele wetmatigheid van meneer Murphy gebeurde dit
ook nog eens tijdens het extra lange paasweekend.
Op karakter en met assistentie van de nodige aspirientjes
en keeltabletten werden nog wat eieren verstopt en werd een paasbrunch verzorgd
maar daarna was de batterij echt leeg en moest ik mijn bed opzoeken.
Na een nacht waarin dromen van draaien, zweten, kuchen, snotteren en de
nodige duwen en schoppen van mijn vrouw gevolgd door “Je snurkt!” griezelig echt leken, werd ik op tweede
paasdag al heel vroeg gewekt door voetstappen op de trap en de slaapkamerdeur
die zachtjes werd geopend.
“Hoi Pap! Ik heb een lekker kopje thee voor je gemaakt!”
Mijn hart smelt ogenblikkelijk! Van
dit spontane en onbaatzuchtige gebaar van liefdadigheid. Van die lange lijs met zijn warrige haardos
en een dampende mok in zijn hand waaruit een touwtje hangt met daaraan een Yogi
papiertje. Mijn favoriete thee! Mijn
schuurpapieren keel en lederen tong schreeuwen om wat vocht.
Mijn krakende stem produceert
hees een bedankje en ik geef aan dat ik dit bijzonder op prijs stel, vooral ook
omdat papa nog steeds ziek is en een paar slokjes thee wel heel goed voor zijn zere
keel zijn.
Als ik op dat moment de pijnlijke
blik in zijn ogen zie, besef ik me dat het griepvirus ook mijn intuïtieve gevoel
voor waakzaamheid heeft aangetast. Natuurlijk! Dit had ik moeten weten!
Heel even blijft hij staan,
twijfel in zijn ogen en dan zat hij de kom op mijn nachtkastje en met een samenzweerderige blik buigt hij zijn
gezicht naar mijn oor.
“Pap! Niet opdrinken hoor! “
Ik trek vragend een wenkbrauw op.
Een ondeugende grijns verschijnt op zijn gezichtje.
“1 april! Geef
deze maar aan mama!”