Briesend
en boos fietst ze opeens naast me. Ik versta niet wat ze zegt, want uit m’n
koptelefoon komt een heerlijk deuntje gitaargeweld, maar het is vast niet heel
aardig want haar mimiek spreekt boekdelen. Geen idee wie ze is, maar ze is
kennelijk heel kwaad op me. Kort haar, bril, iets jonger dan ik, type
bibliotheekjuf.
Snel ga
ik in mijn hoofd na waar ik haar van zou moeten kennen en wat ik haar zou
hebben aangedaan, maar er komt geen aha-moment. Ik heb ook niemand afgesneden
tijden het fietsen. Sterker nog ik heb helemaal niemand gezien. Ik zag alleen
de verzorgpaardjes van mijn dochter bij het hek staan en toen ik daar
langsfietste klakte ik met mijn tong en riep ik ze even. Glimlachend en
vrolijk, omdat ze dan altijd heel blij terug hinniken, fietste ik vervolgens
verder. En dan ineens dit!
Me van
geen kwaad bewust stop ik, doe ik mijn hoofdtelefoon af en vraag wat er aan de
hand is. Ze kruist haar armen over elkaar en vraagt me of ik dat normaal gedrag
vind? Ik geef aan dat ik geen idee heb wat ze bedoelt. Dat ergert haar nog veel
meer want ze zucht heel hard. “Nou, vrouwen zo naroepen!” “Ik ben
geen Snoepje!” Haar ogen spugen vuur en lijken door haar bril nog groter.
Terwijl ik dit schrijf kan ik hier nu enorm om lachen, maar op dat moment was
de irritatie ook op mijn gezicht te zien. Allereerst om het feit dat ik
überhaupt niemand ooit zo zou naroepen en misschien ook omdat deze dame
nou niet bepaald een lekker snoepje was! Maar ik snapte ook ineens waar dit
misverstand vandaan kwam.
Ik vraag haar om even achterom te kijken naar de verzorgpaardjes van mijn
dochter en dat doet ze argwanend. “Die dikke bruine heet Spot en die
kleine met vlekken heet SNOOPY!” maak ik haar duidelijk. In een
nanoseconde draait ze om als een blad aan een boom. Met hoogrode wangen stamelt
ze wat excuses en ze doet alsof ze het allemaal één grote grap vindt. Ze geeft
me zelfs kameraadschappelijk een mep op m’n schouder. Ik stap weer op mijn
fiets en wens haar een fijne dag terwijl ik haar daar laat staan. Als ik op
mijn werk aankom ben ik nog steeds geërgerd. Als ik vertel wat me is overkomen
vindt iedereen het heel grappig. Ach, dat is het ook eigenlijk wel… vanmiddag
maar eens even naar de bieb, misschien werkt ze daar wel echt! “ Hey pssssst! … “