zaterdag 18 januari 2025

Genre: Thriller / Horror / YA

Titel: Dromen voorbij de dood

Auteur: Allard Muller

Achterzijde boek:

Twee totaal verschillende meisjes, die helemaal niets met elkaar te maken lijken te hebben, krijgen op hetzelfde moment nagenoeg de zelfde nachtmerries. Ze zitten elke nacht vast in een mistig huis, waar deuren verdwijnen en stemmen uit de muren lijken te komen.  Als de dromen in hevigheid toenemen en ze ook nog begint te slaapwandelen, nemen voor de 16 jarige Ava ook de persoonlijke problemen toe. Het gaat slecht op school. Ze slaapt steeds minder goed. Haar ouders denken dat ze aan de drugs is. Waar komen die plotselinge nachtmerries vandaan? Wat betekenen ze? Waarom is het belangrijk dat in haar dromen de ene deur open gaat en de ander dicht blijft? Wie is dat andere meisje en wat is hun verbinding? Waarom zitten ze samen in dat huis? Durft ze nog wel te slapen?

Laat je meenemen door mistige nevels van dromen naar de schaduwwereld, waar geesten fluisteren en de lijn tussen werkelijkheid en nachtmerrie vervaagt.







 



   





 

 

AVA

 

Haar bed lijkt anders te staan. Het is niet eens haar bed. Haar bed ziet er heel anders uit. Maar waarom denkt ze dan wel dat het haar bed is? Haar eigen bed is veel groter en het bed waar ze nu naar kijkt lijkt op een eenpersoons ledikant uit de jaren 30, zo één met een wit katoenen omgevouwen laken en een wollen deken er bovenop. En toch zweert ze dat ze er vele nachten in heeft geslapen en dat het echt haar bed is. En die stoel naast dat ouderwetse tafeltje herkent ze niet en ook weer wel. Een bruine stoel met gevlochten riet op de zitting. Die is zeker niet van haar. ‘Da’s gek’, denkt ze, want ik denk wel dat het mijn stoel is. In haar gedachten ziet ze zichzelf voorover gebogen een boek lezen op die stoel bij het licht van een kaars. ‘Huh? Een kaars?’ Ze wrijft in haar ogen. Het lijkt of het mistig is. Maar niet mistig zoals het buiten kan zijn. Zulke mist voelt anders, vochtig en koel. Dit is alsof ze door rook kijkt. Maar ze ruikt geen rook. Ze wuift met haar hand voor haar gezicht langs. Nee, geen rook, want het beweegt niet. Alsof ze door een bril met melkglazen kijkt. Het is vaag allemaal. Ze schuifelt wat naar voren. Ze heeft geen idee of het nacht of dag is. Ze kijkt naar beneden. Ze loopt op blote voeten. Ze ziet haar eigen voeten op de houten vloerplanken. Haar vloer, maar toch ziet ze ook deze planken voor het eerst. Het klinkt alsof het waait, maar ze voelt geen wind op haar lijf. Dit is heel vreemd allemaal. Is dit een droom? Wat doet ze hier?

Dan voelt ze angst. Angst voor iets achter haar. Ze wil haar kamer uit, maar waar is de deur? Doodsangst. Ze loopt met haar handen uitgestoken langs de gladde muur. Hier was haar deur, maar nu is er niets. Ze voelt dat ze bang moet zijn voor iets achter haar. ‘Het is het licht!’ is een gedachte die in haar hoofd naar boven komt. Waarom zou ze bang moeten zijn voor licht, vraagt ze zich af. Maar ze voelt een verschrikkelijke angst in haar lijf. Alsof er iets heel ergs op het punt staat te gebeuren. Dat gevoel in je buik alsof je maag onder stroom staat. Haar hartslag bonst in haar oren en ze ademt zwaar. Paniek nu. Ze voelt heel sterk de behoefte om onder haar kleine bed te kruipen. Onder dat bed is ze veilig. Alleen daar. Een hand op haar schouder. Ze krijst het uit.

 ‘Ava!’
Iemand schudt aan haar arm. Ze gilt en maait wild om zich heen. Een gevecht met haar dekbed. ‘Ava wat doe je?’ De stem van haar moeder. Ze opent haar ogen en kijkt verschrikt om zich heen. Haar eigen oude vertrouwde kamer. Haar eigen grote bed. Haar eigen bureau tegen de muur. Niet donkerbruin en ouderwets, maar wit, met haar eigen rommel. Haar hart klopt nog steeds snel. Ze slaakt een opgeluchte zucht en duwt zich omhoog op één hand. ‘Een nachtmerrie geloof ik’ antwoordt ze terwijl ze haar dekbed weer wat fatsoeneert. ‘Daar leek het wel op’ zegt mam. ‘Je was behoorlijk om je heen aan het meppen. Gaat het?’ Mam kijkt even bezorgd. Ava knikt. ‘Nu wel weer. Ik was in een andere kamer en ik wist de weg niet meer.’ Mam trekt een wenkbrauw op en lijkt een glimlach in de plooi te houden. ‘Jeetje, dat klinkt doodeng.’ Nu moet Ava ook een beetje lachen. ‘Je had er bij moeten zijn denk ik.’

Mam wijst naar de hoek van de kamer. ‘Nou Gerard was erbij en hij vond het ook niet heel leuk geloof ik’. Ava kijkt naar de plek waar mam naartoe wijst en ziet een dikke oranje kat heel beledigd kijken. ‘Aaaaah Gerard, was jij ook geschrokken?’ Ava klopt met haar handen op haar bed om Gerard te bewegen weer op het bed te springen. Het onderwerp van alle aandacht draait met enige arrogantie zijn kop om en begint aan zijn poot te likken. Mam moet lachen. ‘Dat maak je nooit meer goed Aaf!’

Mam heeft wat in haar handen ziet Ava. Een cadeautje! Da’s waar ook! Vandaag is ze jarig! Meteen verandert haar blik van verontrust naar opgewekt.

Haar slaapkamerdeur gaat open en ze ziet als eerste het vrolijke gezicht van haar vader dat om de hoek kijkt. ‘Happy birthday toooo yooou!!’ zingt hij met een grote grijns. Ze gaat gauw rechtop zitten. Hij heeft een roze ballon in zijn hand waar hij met een stift 16 JAAR op heeft geschreven. In zijn andere hand houdt hij een bord met beschuiten met verse aardbeien. In één van de aardbeien zit een klein kaarsje geprikt. ‘Alsjeblieft prinses!’ zegt paps terwijl hij met een grote grijns het bord voorzichtig op Ava’s schoot zet. Ava gaat meteen rechter op zitten en doet haar benen bij elkaar om het bord meer steun te geven. Paps noemt haar altijd prinses of schoonheid. En ook al ben je met 16 misschien wel iets te groot voor dat soort bijnamen, kan ze het niet over haar hart verkrijgen om dat tegen hem te zeggen. Ze blaast het kaarsje uit voordat er kaarsvet op haar aardbeitjes lekt en neemt voorzichtig een hapje. ‘Mmmh! Lekker!’ zegt ze. Haar ouders nemen plaats op haar voeteneind. ‘Oe! Wat hebben jullie voor me gekocht?’ Ze zet haar bord opzij en pakt het vierkante pak. Ze schudt ermee naast haar oor. Als ze het papier er begint af te scheuren zie ze al meteen wat het is. ‘Yes!! Dit is hem!’ ze grijpt haar ouders om hun nek en geeft ze tegelijk een dikke knuffel. Alle drie hun hoofden tikken even tegen elkaar terwijl ze dat doen. Daar moeten ze hard om lachen. Ze maakt de doos open en haalt er een prachtige draadloze hoofdtelefoon uit. ‘Ik ga hem meteen testen!’ zegt ze terwijl ze haar telefoon van haar nachtkastje pakt en van de vliegtuigmodus haalt. ‘Als je maar opschiet’ zegt mams, ‘je moet zo naar school’.  Da’s waar ook.  ‘Mag je niet thuisblijven als je jarig bent dan?’ vraagt ze met een halve grijns. Paps gooit een kussen naar haar hoofd. ‘Tempo prinses!’

Als haar ouders haar kamer verlaten selecteert ze haar favoriete playlist en koppelt de hoofdtelefoon aan haar mobieltje. Als de eerste noten beginnen te spelen doet ze even haar ogen dicht.  Wat een geweldig geluid komt er uit dat ding! Met een diepe zucht laat ze zich achterover in haar kussen ploffen.  Zachtjes neuriet ze mee met Nice Dream van de band Radiohead. ‘Gave me sunshine, made me happy. Nice Dream.’ zingt zanger Thom Yorke met zijn heerlijk kalme stem.

Ineens voelt ze voor een klein moment een diepe angstscheut. Ze voelt het in haar buik. Alsof ze nu hoort dat ze over 5 minuten een belangrijke toets heeft zonder dat ze daarvoor geleerd heeft. Als ze haar ogen open doet is dat gevoel ook meteen weer weg. ‘Wat gek’ denkt ze. Vanuit haar bed kijkt ze nog even naar de vloer.  Nice Dream… Nou, zo happy en nice was haar dream daarstraks anders niet. Vloerplanken, die ziet ze nu niet meer. En waarom verwacht ze heel even een gladde muur te zien als ze naar haar deur kijkt? Ava haalt haar schouders op, eet gauw haar beschuitjes verder op en springt dan uit bed. 

 

Als ze de klink van de badkamerdeur vastpakt blijkt deze op slot te zitten. ‘Aaaargh kom op zeg!’ roept ze gefrustreerd uit. ‘Ik heb haast!’ Ze gooit haar armen de lucht in en bonkt een keer op de deur met haar vuist. Met een klikgeluid wordt het slot van de deur opengedraaid en steekt haar broer Sem zijn hoofd om de deur. Aan zijn ogen is te zien dat hij een gigantische lachbui aan het onderdrukken is. ‘Geintje zusje!’ Hij doet alsof hij alvast een paar klappen aan het afweren is en steekt gauw zijn hand naar haar uit. Als ze naar zijn hand kijkt ziet ze dat hij een pakje in zijn hand heeft en meteen is ze zijn rotgeintje vergeten. ‘Oeh! Voor mij?’ vraagt ze. Ze geeft haar broer meteen een dikke knuffel. Ze moet daar zelfs iets voor op haar tenen staan. Heel even is ze haar haast vergeten en pakt ze voor de tweede keer die ochtend een pakje uit. Ze maakt een sprongetje als ze ziet dat hij een flesje van haar favoriete bodymist heeft gekocht. Weer krijgt Sem een knuffel. ‘Wat lief! Dankje!’ Sem kijkt een beetje zelfingenomen en glimlacht tevreden. Dan duwt ze voorzichtig naar broer aan de kant. ‘Sorry Sem, haast haast haast!’ Hij stapt opzij met zijn handen in de lucht. Als ze de badkamer binnenkomt ruikt ze meteen wat haar broer daar zojuist heeft gedaan. ‘Eeeew Smeerkees! Eet jij kattenvoer ofzo?’ schreeuwt ze hem na. Ze begraaft haar neus in haar elleboog en ziet in de spiegel hoe boos ze kijkt. Het is eeuwige zonde om hiervoor haar nieuwe bodymist aan te breken, maar dit is pure noodzaak.

Als ze even later de trap afkomt, aangekleed en met haar rugzak vol met boeken, ziet ze haar vader aan de keukentafel zitten met een kop koffie voor zich. Hij heeft zijn politie uniform aan. Zijn lippen bewegen maar ze hoort niet wat hij zegt. Hij maakt snelle bewegingen met zijn wenkbrauwen en grijnst. ‘Huh?’ zegt ze, terwijl ze met een vlotte vingerbeweging op haar nieuwe hoofdtelefoon de muziek op pauze zet. ‘Ik zei dat Jay al op je wacht.’ Paps knipoogt overdreven vaak. Ava zucht luid en rolt met haar ogen. ‘Jay is gewoon een vriend pap!’ Paps moet hier om lachen. Vast omdat hij dit grapje bijna elke dag maakt.  Jay fietst al met haar naar school sinds de kleuterschool en hij is superaardig, maar geen relatiemateriaal vindt Ava. ‘Vergeet niet dat we vanavond uit eten gaan voor je verjaardag prinses.’ Zegt paps. ‘Oma is hier al om vijf uur en dan krijg je de rest van je cadeautjes’. Ze geeft haar vader een kus op zijn wang. ‘Alsof ik dat zou vergeten!’ ‘Tot vanmiddag paps! En bedankt voor die hoofdtelefoon he! Hij is super!’ Ze aait weer over de zijkant van het apparaat en ziet de mond van haar vader weer bewegingen maken, zijn stem te zacht om boven de luide muziek uit te komen. Dat ziet er grappig uit. Ze wijst naar haar oren en maakt met haar handen een overdreven gebaar alsof ze zegt; Ik begrijp je niet hoor.  Paps moet daar om lachen. Ze zwaait nog even en loopt dan de deur uit.

Buiten staat Jay al op haar te wachten naast zijn fiets. Ook Jay’s lippen bewegen. Ze zet de muziek op pauze. ‘Cool ding!’ zegt Jay. ‘gaatie hard?’ Ze laat Jay even luisteren en hij knikt goedkeurend. ‘Gefeliciteerd Aaf.’ zegt hij verlegen en geeft haar een klein vierkant pakje terwijl hij een beetje naar beneden kijkt. Het papier lijkt er snel omheen gefrommeld met veel plakband. Ze weet al wat er in zit. Haar favoriete chocola. Ze geeft hem een snelle knuffel en haalt het papier van het pakje. Ja hoor, zoals ze al dacht. ‘Bedankt! Wil je ook een stukje’ vraagt ze? ‘Het is nooit te vroeg voor chocola’ vindt Jay.

Ava pakt haar fiets uit de schuur en springt na een kleine aanloop op haar zadel. Samen fietsen ze de straat uit. School is nog geen 10 minuten fietsen, dus doen ze lekker rustig aan. ‘Kom je uit school nog even een taartje eten?’ wil Ava weten? ‘Oma is er ook!’  Jay kijkt ineens beteuterd. ‘Ik moet werken Aaf.’  ‘Werken?!’ roept Ava. ‘Op mijn verjaardag ga je extra werken?’ Jay trekt zijn schouders op alsof hij zweepslagen krijgt. ‘Ik had het beloofd, er waren zieken, sorry Aaf.’ Jay werkt na school vaak in het verzorgingstehuis en hij neemt dat heel serieus. Jay helpt in de keuken met de afwas en met het klaarzetten van het eten. Maar stiekem doet Jay veel meer dan dat. Hij is zorgzaam en maakt graag een praatje met iedereen, dat is zijn kracht. Iedereen houdt van Jay.  ‘Geen probleem Jay, doe je ding.’ Ava glimlacht naar hem. ‘Vind je ’t dan niet erg!’ wil Jay weten. ‘Natuurlijk wel klojo!’ Ze doet alsof ze tegen zijn voorwiel wil fietsen. ‘Maar daar hebben ze je veel harder nodig!’. Jay lacht weer. ‘Hoe’st eigenlijk met je oma?’ Wil Jay weten. Jay en oma zijn twee handen op één buik. Dat zijn ze al sinds oma vroeger op Ava en Jay paste. ‘Vraag dat maar liever niet’ zegt Ava. Jay kijkt een beetje verdrietig. ‘Zo erg huh?’ Ava knikt. ‘Ik hoorde haar laatst met mijn ouders de zaken regelen voor de begrafenis.’ Jay kijkt nu boos. ‘Wat een kutziekte! Zo oneerlijk dit!’ Dat vindt Ava ook. Ze houdt van haar oma. Ze heeft er nog maar één en dan heeft die ene ook nog kanker. ‘Heel oneerlijk!’ Zonder nog iets tegen elkaar te zeggen fietsen ze die laatste minuten naar school.

Op school zetten ze samen hun fiets in het fietsenhok. ‘Ik zie je later Aaf’. Ava aait met haar vinger over de zijkant van haar nieuwe hoofdtelefoon, zwaait nog een keer naar Jay en loopt dan naar haar gebouw. 

 

 

 



EVA

 

 

 

Haar bed lijkt anders te staan. Het is niet eens haar bed. Haar bed ziet er heel anders uit. Haar kamer, die altijd in mistige nevelen gehuld lijkt, verandert regelmatig van vorm, en soms zelfs van grootte. En soms, als ze rondloopt, staat ineens haar eigen bed er weer. Ze weet dat het haar bed is, maar ze weet niet waarom. Ze weet verder niets meer. Ze weet haar naam niet en ze weet niet waar ze vandaan komt. Ze weet ook niet wat ze daar doet, maar ze weet dat dit haar kamer is. En op haar kamer is ze veilig. Althans onder haar bed is ze echt veilig. Maar veilig waarvoor? Ook dat lijkt ze vergeten. Ze weet dat ze ergens bang voor is. Doodsbang. Voor een deur die soms ineens verschijnt. De deur met het felle licht. Als ze aan dat licht denkt, dan voelt ze die angst meteen. Als ze dat licht ziet dan wil ze vluchten. Vluchten op benen die voelen als slappe elastiekjes. Vluchten op voeten die veel te langzaam door dik slijmerig modderwater lijken te ploeteren. Schreeuwend met een stem die niet lijkt te willen komen.

Haar stem. Ze kan zich niet herinneren wanneer ze die voor het laatst heeft gebruikt. Wanneer ze voor het laatst met iemand heeft gesproken. Behalve die stem die ze soms in haar hoofd hoort. Die zegt soms dingen, reageert op haar gedachten, maar hij antwoordt nooit als ze het eens vragen stelt. De stem is niet vriendelijk. Het is niet eens echt een stem die je kunt herkennen. Geen stem die je ooit hebt gehoord of waarvan je de bron kunt aanwijzen. Het is geen fluistering in je oor, geen echo die je volgt. Het is een aanwezigheid, als een donkere roetvlek die zich in een hoekje van je kamer verstopt, net buiten je zicht. Je voelt het, maar je kunt het niet zien. De stem begint zacht, alsof het zich voorzichtig in je bewustzijn dringt, een schurend geluid net voorbij de rand van je gedachten. En daar blijft het. Het blijft in de schaduwen van je brein, altijd aanwezig maar nooit zichtbaar. Ze heeft wel het idee dat de stem op haar past. Haar behoedt voor gevaar. Haar waarschuwt als de deur met het licht weer verschijnt zodat ze onder haar bed kan gaan liggen. Want wegkomen kan ze niet. Telkens als ze haar kamer uit wil is haar deur weg. Ze zit gevangen. Gevangen in een kamer. Gevangen in een droom waaruit ze nooit wakker lijkt te kunnen worden.

Toch is er vandaag iets veranderd. Ze weet niet wat, maar iets was anders. Positief anders. Alsof ze niet alleen was in haar angst. Hoe dat kan weet ze niet, maar na zo’n lang tijd is elke verandering positief.

gave me sunshine, made me happy. Nice Dream.’

‘GA WEG!’ dreunt plotseling de stem in haar hoofd. Haar tanden lijken er van te rammelen. ‘VLUCHT!’ Een ziekelijke angst neemt meteen bezit van haar. Normaal ziet ze het licht eerder dan ze de stem hoort, maar ze vertrouwt erop dat de stem het beste met haar voor heeft. In blinde paniek probeert ze instinctief naar haar bed te bewegen, maar alle kracht lijkt uit haar te vloeien. Alsof de lucht om haar heen stroperig is geworden probeert ze tergend langzaam vooruit te komen. Nog meer paniek. ‘JE GAAT NU DOOD!’ dreunt er in haar gedachten. Is dat de stem of denkt ze dat zelf? Ze kijkt nog een keer naar de muur waar vroeger haar deur zat. Die deur is weg. Nog steeds ziet ze het licht niet, maar ze durft ook niet te kijken. Als ze eindelijk onder haar bed ligt trekt ze haar knieën op naar haar borst en buigt ze haar hoofd voorover. Ze slaat haar armen om haar knieën en knijpt haar ogen stijf dicht. Onder haar bed waant ze zich veilig. Onder het bed kom het licht niet. Gelukkig is dat wel altijd hetzelfde.

Onder het bed komt haar kracht altijd weer een beetje terug en lijkt ze weer iets te kunnen bewegen. Deze keer duurt dat langer. Ook dat is vandaag anders. Deze was intens. Deze was hevig.

Deze keer leek zelfs de stem bang!

Ze probeert haar ogen te sluiten, haar gedachten te verstoren, maar de stem blijft, steeds dichterbij. De ruimte lijkt zich om haar heen te sluiten, de lucht wordt moeilijker te ademen. Wat begon als een fluistering is nu een gedreun, een ritme dat het patroon van een hartslag lijkt te volgen. Het is een stampen in je borst, een diepe, ondraaglijke druk.

“Jij bent hier, jij hoort bij mij, wij zijn hetzelfde.”

De stem is alles geworden. Het is de kamer, het is de lucht, het is de grond die haar doet schudden. Er is geen onderscheid meer tussen wat ze ziet en wat ze voelt. Het is donker. Alles is één met de stem, één met de duisternis. En dan komt het besef. Het is geen droom. Het is geen waanbeeld. Het is geen verleden of toekomst. Het is nu. De stem heeft geen oorsprong, geen bestemming. Het is de enige waarheid die er is. En terwijl ze soms zoekt naar een ontsnapping, weet ze dat er geen ontsnappen is. Het is altijd zo geweest. En het zal altijd zo blijven. 

Alles is beter dan het licht.

 

0 comments:

Een reactie posten

StatCounter

Follow me on Twitter!