zaterdag 5 maart 2016

“Verbrand die heks!” “Vieze Heks!” 
Harde rauwe stemmen, ze roepen nu niets anders meer. Woorden vol haat en venijn uitgesproken. Ze doen haar nog steeds pijn. Waar heeft ze dit aan verdiend? Iets slijmerigs raakt met een pets haar wang en het restant druipt het halsje van haar jurk binnen. Iemand begint te joelen. Een hartslag bonst in haar oren. Die van haarzelf. Haar handen zijn pijnlijk vastgebonden aan de zware houten paal achter haar rug. De ruwe touwen hebben het vel van haar polsen geschaafd. De grote beul controleert nogmaals de knopen, geheel overbodig want hij verstaat z’n vak, maar het geeft hem wat te doen. Als hij het touw om haar nek een ruk geeft gromt hij tevreden en gaat weer met zijn dikke, harige armen over elkaar naast haar staan. De man stinkt naar zweet en knoflook. Door de grote gaten in zijn zwarte masker ziet ze een stuk van zijn gezicht. Dat lijkt verbrand. Als hij al zenuwachtig wordt van haar gestaar, dan laat hij dat niet merken. De grote man lijkt ergens op te wachten.

Als het publiek nog harder begint te roepen ziet ze in de verte de man in het zwart aankomen. De man met de kille harde blik in zijn ogen en de veer op zijn zwarte hoed.  Ze weet al wat er gaat komen en ze weet dat ze geen kans heeft. Als de man met zijn glimmend gepoetste laarzen het schavot opstapt, maant hij met miniem gebaar het publiek tot stilte en begint met het voorlezen van de beschuldiging vanaf een rol perkament. De woorden dringen niet eens allemaal tot haar door. Leugens! Geconstrueerde verklaringen en verzinsels. Als het publiek begint te juichen weet ze dat ze schuldig is bevonden. Zomaar ineens. Schuldig aan het op bovennatuurlijke wijze kwaad doen aan anderen.  Schuldig aan gemeenschap hebben met de duivel en met demonen. Schuldig aan het zijn van een heks. De man werpt haar nog een minachtende blik toe en geeft dan de beul een knikje en loopt zonder om te kijken weer weg.

Het publiek begint te joelen en een grote groep begint weer te scanderen dat ze haar willen zien branden. Ze begint te snikken. Een vrouw zonder tanden en een vies gezicht helemaal vooraan begint kakelend te lachen en wederom wordt ze geraakt door rot fruit en nu ook door iets hards. Ze kijkt op door haar tranen naar de voorste rij. Bloeddorst in hun ogen en bij sommigen ook wat anders, angst? Af en toe een bekend gezicht dat beschaamd naar beneden kijkt als ze oogcontact maakt. Ze voelt haar knieën knikken en iets van binnen samenknijpen. Iets dat dringend naar buiten wil.

 “Doe dit niet!” roept ze uit. “red jullie zelf
Een enkeling probeert te horen wat ze zegt. Moeders met kleine kinderen op de arm die haar met grote ogen aankijken doen een stapje naar voren. Maar de meesten genieten van haar futiele pogingen om haar laatste momenten nog wat te rekken. Toch blijft ze het proberen. Dat moet! Vooral voor de kinderen. “Doe dit niet smeek ik jullie!" "Wat je anderen aandoet mag je, in dit leven of in latere levens, zelf ervaren. Dat is een wet!” Haar tranen trekken sporen in haar vieze wangen.

 “Ze betovert ons!” krijst de tandeloze vrouw en wijst met een klauwachtige vinger haar kant op. De grote beul naast haar komt plotseling in beweging en duwt hardhandig een vieze doek in haar mond. Het publiek juicht dit heldhaftige optreden van de beul toe. De doek smaakt naar olie en houtskool. Ze kan nu alleen nog maar huilen. Ze heeft het geprobeerd. Voor hen. Altijd alleen voor hen.

Als de beul de takkenbossen bij haar voeten aansteekt met een fakkel reageert de menigte uitzinnig. Ze voelt haar knieën verslappen en het touw om haar hals strakker trekken. Haar ondergoed voelt plotseling warm en nat aan. Het enige waar ze aan kan denken is aan de kinderen. Die onschuldige kinderen. De lucht betrekt en in de verte rommelt het. Als de eerste vlammen voorzichtig aan haar voeten likken komt de regen.. dikke druppels regen. Ze sissen waar ze de vlammen raken. Dit kan ik niet.. denkt ze,  dit mag niet gebeuren. Maar het is sterker dan zij. De lucht wordt donkerder. Ze knijpt haar ogen dicht. Haar voeten voelen de warmte niet meer. De regen stroomt over haar gezicht. Een explosie dichtbij. De bliksem slaat uit de hemel naar de aarde. En nog eens. Zelfs met haar ogen dicht ziet ze de bliksem nog. En dan begint het gegil.

Iets scherps priemt plotseling pijnlijk in haar hals. Als ze haar ogen opent kijkt ze in een paar goudgele ogen en een zwarte snoet.

Wordt vervolgd...


StatCounter

Follow me on Twitter!